ACN presenteert | terugblik 15.03.2022
Woonbehoeftes komen voor een groot deel wereldwijd overeen: we willen beschutting en veiligheid. Maar in de praktische uitwerking van hoe onze woningen eruitzien, kunnen wensen en belangen verschillen. Hoe zorgen we dat woningen aangenaam zijn voor mensen die buiten de norm van het witte vierhoofdige gezin vallen? Architect Lyongo Juliana (Lyongo Architecture) sprak in de Lindenberg over zijn visie op inclusief ontwerpen en bouwen. Architectuurhistorica Lara Schrijver (Universiteit Antwerpen) schoof aan om mee te praten over (gebrek aan) diversiteit in de architectenwereld.
Illustratie: Drip for Drip
‘Ik ga vanavond meer vragen stellen dan antwoorden geven’, kondigde Lyongo Juliana aan de start van zijn presentatie aan. Later in het programma vulde hij dit nog aan met: ‘Het mag best een beetje ongemakkelijk voelen wat ik zeg.’ De boodschap van de architect, directeur Caribische Regio bij OZ Architecten, is namelijk kritisch: het stads- en woningontwerp in Nederland is nog veel te weinig inclusief. We ontwerpen en bouwen vaak met het witte gezin van vader, moeder en twee kinderen in het achterhoofd. Maar dit strookt niet met de Nederlandse realiteit.
‘Moestuinen zijn nu hip. Maar toen Marokkaanse gezinnen die dertig jaar geleden aanlegden kregen ze op hun kop: de voortuin moest netjes blijven.
Waarom is dit relevant voor architecten? Omdat gezinnen met een migratieachtergrond en huishoudens met diverse samenstellingen vaak andere woonbehoeftes hebben – waar nu niet in wordt voorzien. In zijn presentatie noemde Juliana een veelvoud aan voorbeelden. Voor gezinnen met migratieachtergrond is het bijvoorbeeld vaak de norm om schoenen uit te trekken bij binnenkomst. ‘Maar Nederlandse huizen en flats hebben kleine halletjes. Dus komen schoenen in de portiek terecht.’ Waar mensen dan vervolgens op aangesproken worden. Nog zoiets: ‘Moestuinen zijn nu hip. Maar toen Marokkaanse gezinnen die dertig jaar geleden aanlegden kregen ze op hun kop: de voortuin moest netjes blijven.’ En die drie miljoen alleenstaanden hebben wellicht meer behoefte aan ontmoeting, terwijl complexen in Nederland vaak kleine gezamenlijke ruimtes hebben.
Gemiddelden en extremen Hoe inclusief ontwerpen er wel uit kan zien, illustreerde Juliana desgevraagd met eigen werk. In 2019 opende op Curaçao het Curaçao Medical Center. Juliana hield bij het ontwerpen van het ziekenhuis rekening met de lokale cultuur. Als Curaçaoënaars elkaar bijvoorbeeld ontmoeten, zullen ze niet voorstellen om binnenkort eens koffie te drinken. Nee: ‘Ze voeren dan een gesprek. Dan gaan ze dertig minuten met elkaar praten. Als je daar geen rekening mee houdt, staan ze in de weg.’ Dus kreeg het ziekenhuis een ruime hal. ‘Dat stond niet in de achtduizend regels van het programma van eisen. Die keuze komt voort uit observaties van de cultuur.’
‘Een brede hal, waar gezinnen met een migratieachtergrond hun schoenen kwijt kunnen, is ook bruikbaar voor iemand die met zijn schoenen vol modder doordendert naar de woonkamer.’ Maar, zo luidde de vraag na Juliana’s presentatie, hoe kun je hier rekening mee houden als je de uiteindelijke bewoner nog niet kent? ‘Door zowel de gemiddelden als extremen mee te nemen. Dit doen we bijvoorbeeld al met toegankelijkheid. Ruimtes moeten goed zijn voor mensen die goed ter been zijn, maar ook voor iemand in een rolstoel.’ Op dezelfde manier kun je ook als je nog niet weet wie er komt te wonen, rekening houden met een diversiteit aan potentiële bewoners. ‘Een brede hal, waar gezinnen met een migratieachtergrond hun schoenen kwijt kunnen, is ook bruikbaar voor iemand die met zijn schoenen vol modder doordendert naar de woonkamer.’ Juliana riep ontwerpers daarom op met een open vizier te observeren. Ga naar de plek waar je gaat bouwen, praat met de mensen, ontdek wat de lokale mores zijn.
Wie ontwerpt? Wie bepaalt? In een sector waar witte mannen de ruime meerderheid vormen, is de kans op blinde vlekken groter. ‘De architecten die studenten op opleidingen leren kennen zijn bijna allemaal mannen, bijna allemaal wit’, vertelde Lara Schrijver. ‘Uiteindelijk denk je dan dat de enige manier van ontwerpen is wat Frank Lloyd Wright en Le Corbusier deden en dan vergeet je wat Lilly Reich en Charlotte Perriand hebben gedaan. Dan worden heel veel dingen onzichtbaar.’
Hoe komt het eigenlijk dat die standaardplattegronden voor woningen zijn zoals ze zijn, vroeg een deelnemer? Schrijver: ‘Tot in de twintigste eeuw zat er overmaat in onze panden. We hadden meerdere ruimtes en die konden we gebruiken als slaapkamers, nu vaak als werkkamer. Maar hoe dichter we op de wensen van de markt gaan zitten, hoe meer je op woningen met minimale afmetingen uitkomt.’ Juliana knikte instemmend. ‘Dat is begonnen met de invoering van het bouwbesluit. De minimumeisen die daarin staan, werden de norm. Dat in combinatie met een cultuur waarin zuinig doen als een hoog goed wordt ervaren en je komt op woningen zoals ze nu zijn.’
Gemeentes zeggen vaak dat ze inclusieve woningen willen bouwen, maar als een aannemer het anders wil doen, lopen ze aan tegen een enveloppe met voorwaarden.
Dat de krappe markt nu weinig ruimte laat om grotere woningen te bouwen, erkende Juliana. Maar hij riep wel op om flexibeler te ontwerpen en bouwen. ‘Nu willen we woningen van veertig vierkante meter, maar in de toekomst kan dat weer anders zijn.’ En om die inclusievere woningen en stad te bewerkstelligen, moeten we samenkomen, benadrukte Juliana. ‘Als we echt verandering willen, moet ieder zijn stukje doen. Gemeente, architect, ontwikkelaar. Gemeentes zeggen vaak dat ze inclusieve woningen willen bouwen, maar als een aannemer het anders wil doen, lopen ze aan tegen een enveloppe met voorwaarden. Gemeente en ontwikkelaar moeten je de ruimte gunnen en als architect moet je je creativiteit inzetten.’
Dit is een programma in het kader van ‘PLEK: plaats maken voor de rechtvaardige stad’. Het komende jaar onderzoekt het Architectuurcentrum Nijmegen (ACN) welke maatschappelijke en ruimtelijke interventies bijdragen aan een rechtvaardige stad.
Comments